La ronda, de Spaanse jacht

Een rehala is wat je het beste zou kunnen omschrijven als een meute honden. Echter in tegenstelling tot de meute die we in Nederland nog wel zien bij de slipjacht of vossenjacht is de samenstelling anders. De meute die we hier zien en in Engeland bestaan bijna altijd uit lopende jachthonden zoals Foxhounds, Harriers en dat soort typen, de rehala gebruikt heel andere honden. De groep valt min of meer uiteen in de lopers en speurders aan de ene kant meetal Podencos en andere kant de pakhonden (perros de presa) Alano, Dogo. De hele rehala bestaat meestal uit een twintigtal honden.
De manier van jagen is niet typisch Spaans en is in heel veel landen nog in gebruik. In Nederland kennen we deze vorm niet meer. Het wordt zelf gezien als illegaal en dierenmishandeling. Over het algemeen wordt er op zwijnen en ander grofwild gejaagd. Landen waar deze manier van jagen nog steeds in gebruik is zijn de Verenigde Staten, Rusland, veel landen in Oost-Europa, Pakistan, Australie, Nieuw-Zeeland en natuurlijk Spanje.
De honden jagen op geur. De lopers zoeken de geur van het wild en als ze dat spoor eenmaal hebben opgepikt dan gaan ze er achteraan. Net zolang tot ze het gevonden hebben. De pakkers lopen soms mee of worden pas later ingezet als het wild gevonden is. Het wild wordt ‘vastgezet’ door de lopers en vervolgens gepakt.

Een typische rehala, met wind-, speur- en pakhonden.
Geschiedenis

Deze vorm van jagen is in onze ogen erg bruut. Zowel voor de prooi als voor de betrokken honden. Want hoewel het voor de prooi meestal slecht afloopt verongelukken er bij deze vorm van jagen regelmatig honden. Het is eigenlijk een manier van jagen die door de adel werd beoefend voor de uitvinding van het geweer. Dan hebben we het over de middeleeuwen en kort daarna.
Het werken met netten of honden op herten, zwijnen, beren en wolven was toen een voornaam tijdverdrijf. Later volgden de drijfjacht en andere vormen. In Spanje is de jacht op het zwijn op deze manier nog steeds toegestaan en in gebruik. De beer en wolf hebben een beschermde status. In het verleden was het speciaal de jacht op volwassen mannelijke exemplaren, zeg maar het trofee jagen. De methode is min of meer onveranderd. Het gebruik van honden om te zoeken (bloedhonden), kijken (zichtjagers, windhonden) en de pakhonden.
In de renaissance en met de verspreiding van vuurwapens kwamen er andere vormen van jagen. Veel van deze vormen kennen we nog steeds. Bijna ieder land of regio heeft zijn eigen gebruiken als het op jagen aankomt. In Nederland kennen we eigenlijk alleen de jacht met het geweer. De drijfjacht op grootwild is verboden, op kleinwild niet. De slipjacht kennen wij ook, maar er wordt niet meer echt op de vos gejaagd. In Frankrijk kennen we de  als elke regio en het land op een manier die vandaag zijn heel verschillend van elkaar zoals de Franse jacht zowel te paard als te voet. Die te paard heet de grote en te voet, hoe toepasselijk de kleine jacht. In Engeland en Duitsland kennen we zo’n beetje hetzelfde als in Frankrijk. Wel zijn er overal andere regels, meestal vanuit het verleden andere gebruiken. De zwijnenjacht zoals in Spanje is toegestaan komt verder nergens in West-Europa meer voor.

Twee streken, twee soorten

Op het berisch schiereiland zijn er twee gebieden waar de grofwildjacht nog wordt bedreven het uiterste noorden (de noordelijke helft van Galicië , Asturië en Cantabrië) en het diepe zuiden. Wat niet wil zeggen dat er niet op andere plaatsen wordt gejaagd, maar van oorsprong zijn dit de gebieden.

Het noorden

Zwijnen jacht in Noord-Spanje

Bij deze manier van jagen is er een grote rol voor de speurhonden en de jagers. Vroeg in de ochtend gaat de jagers met hun honden aan een lange opzoek naar het spoor van de zwijnen . Het spoor is meetal van de nacht er voor en jager en hond zoeken vervolgend naar de varkens. Die beesten zijn overdag niet actief en houden zich meestal verscholen gedurende de dag. Een spoor is soms kilometers lang, de gebruikte honden zijn echte speurhonden.
Er wordt alleen gejaagd op de volwassen mannelijke exemplaren, de biggen en vrouwtjes worden met rust gelaten. Nadat de plaats waar het zwijn zit is gevonden wordt er tussen de jagers overlegd. Ze verspreiden zich in de omgeving van met hun geweren. Het kan dan gaan om een terrein van een paar hectaren tot enkele honderden hectaren, de gebieden zijn soms enorm. Daarna gaan een aantal honden het struikgewas waar de zwijnen zitten in. 
De bloedhonden zijn het markeren de plaats met geblaf. Het is de bedoeling dat het zwijn dan gaat lopen, achtervolgt door de blaffende honden. De honden drijven het zwijn op deze manier in de richting van de jagers. Die het vervolgens probeert te schieten. 

De 'Spaanse' jacht 

Dit type van de jacht noemen ze la ronda. Hoewel het een vorm is die vooral in het midden en zuiden wordt bedreven zie je het in Navarra en Cantabrië ook. Het is een vorm die zich heeft ontwikkeld en ongeveer 300 jaar oud is. Het meeste wordt er gejaagd op zwijnen, wilde schapen en herten. In een uitgestrekt gebied jagen meestal meerdere rehalas, groepen honden, ze bestrijken ieder hun eigen gebied. 
De lopende honden de zoekers gaan achter het wild aan en lokaliseren het wild en drijven het in een hoek. De jager volgt met de pakhonden, die meestal aangelijnd blijven tot het wild in het zicht is. De pakhonden, mastifs of buldoggen, blaffen namelijk niet of weinig, waarmee het risico bestaat dat ze kwijtraken. Dat is een groot risico, omdat de hond dan het wild alleen te lijf gaat en daarbij kan verongelukken. Als de pakkers het wild vast hebben wordt het door de jager gedood met een mes of een speer. Ondanks dat deze jacht goed wordt voorbereid en iedere rehala zijn territorium heeft is er voor het wild een reële mogelijkheid om te ontsnappen. De jacht is dan ook lang niet altijd succesvol.

De Hound

Zonder de hounds zou het onmogelijk zijn om de locatie van de zwijnen te vinden. De podenco heeft een zeer goede neus en is te vergelijken mat die van de hier bekende bloedhond, zweethond of St. Hubertushond. De hounds zijn in staat zelfs een wat ouder spoor te volgens en zijn daarom het meest geschikt voor deze speurjacht. Ze worden speciaal getraind voor de zwijnen jacht en laten ander wild verder met rust.
De hond die gebruikt wordt is de prooihond, grijper of pakhond. Deze dog wordt in veel gevallen pas in gezet als het wild is gelokaliseerd. De hounds blaffen als ze het varken hebben opgedreven op een bepaalde manier, waardoor de jager weet dat het gevonden is en waar. Als hij dicht genaderd is laat hij de doggen los. De dog valt het zwijn aan en zal het proberen vast te grijpen. Een gevaarlijk klusje want een mannetjes zwijn is veel groter dan de honden en door zijn slagtanden goed in staat zich te verdedigen. Met enige regelmaat verongelukken er grijpers bij dit werk. Meestal worden meerdere doggen ingezet voor een zwijn. De hounds houden zich meestal afzijdig. De jager keelt vervolgens het zwijn dat door de doggen wordt vastgehouden. Daarna haalt hij de honden van het varken.

Typische Spaanse cuchillo van het merk Muela


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

© Corrida de Toros All rights reserved | Theme Designed by Seo Blogger Templates